Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5047

Datum uitspraak2009-08-12
Datum gepubliceerd2009-08-12
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900938/1/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 6 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nuth (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het legaliseren van een keermuur op het perceel [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200900938/1/H1. Datum uitspraak: 12 augustus 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: het college van burgemeester en wethouders van Nuth, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 23 december 2008 in zaak nr. 07/2088 in het geding tussen: [wederpartij] wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Nuth. 1. Procesverloop Bij besluit van 6 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nuth (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het legaliseren van een keermuur op het perceel [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 23 oktober 2007 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 23 december 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 23 oktober 2007 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 3 maart 2009. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [vergunninghouder] een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2009. 2. Overwegingen 2.1. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het, nu de bouwaanvraag enkel op een keermuur ziet, uitsluitend diende te beslissen over die keermuur en niet over de daarop bevestigde schutting. 2.2. Het betoog slaagt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 januari 2002 in zaak nr. 200005648/1; AB, 2002, 190) is in het stelsel van de Woningwet geen plaats voor een beslissing omtrent de bouwvergunning anders dan op grond van een daartoe strekkende aanvraag. Vaststaat dat de bouwaanvraag uitsluitend strekt tot legalisering van een grondkeermuur. Daargelaten of deze keermuur en de schutting in functioneel opzicht als één geheel dienen te worden beschouwd, mocht het college de op de keermuur geplaatste schutting reeds hierom niet in zijn besluitvorming betrekken. De rechtbank heeft dit niet onderkend. 2.3. Reeds hierom is het hoger beroep gegrond. De overige beroepsgronden van het college behoeven geen bespreking meer. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaren. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 23 december 2008 in zaak nr. 07/2088; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Hanrath lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2009 392.